
Nu de herfsttij is ingevallen en de dagen korter worden, bereiden wij ons voor op de komende winter. Wereldwijd worden er verscheidene rituelen - meestal in de vorm van festivals - uitgevoerd om de komst van de winter aan te kondigen. Het meest bekende hiervan is het Halloween Festival dat eind oktober wordt gevierd en waarin vermeld wordt dat de sluier tussen de levenden en de doden op zijn dunst is. In Mexico wordt deze gelegenheid uitbundig gevierd en staat bekend als Dia de los Muertos, oftewel Dag van de doden.
Dit brengt me op het onderwerp van de Mexicaanse mythe van de wenende vrouw, oftewel La Llorona.
De mare gaat dat een beeldschone inheemse vrouw verliefd werd op een Spaanse Conquistador die twee kinderen bij haar verwekte. Toen echter bleek dat de Conquistador met een andere vrouw scharrelde, had zij in een opwelling van woede haar kinderen in de rivier verdronken. Overmand door wroeging voor deze daad wierp zij haarzelf ook in het water om samen met haar kinderen de dood te vinden. Haar ongedurige en gepijnigde ziel kon de overtocht naar het hiernamaals niet maken, en nu is ze tot in de eeuwigheid gedoemd om langs de rivieroevers te waden en wenend op zoek te gaan naar haar kinderen.
Er zijn echter aanwijzingen dat deze mythe veel ouder is dan de tijd van de Spaanse overheersing en er werden artefacten gevonden die duizenden jaren oud zijn waarin hetzelfde wordt gesuggereerd.
Desniettegenstaande is deze wenende vrouw een centraal thema tijdens Dia de los Muertos, waarin de doden herdacht worden, of poëtischer uitgedrukt, de doden weer tot leven komen. Mensen verkleden zich als geraamtes en lopen in feestelijke tochten mee door de straten. La Llorona wordt ook met een droevig lied herdacht dat tijdens het festival door de luidsprekers schalt, meestal gezongen door de inmiddels overleden zangeres van het levenslied Chavela Vargas.
Onlangs heeft de jonge Mexicaanse zangeres Angela Aguilar nieuw leven in het lied geblazen. In deze muziekvideo komen jungiaanse onderwerpen zoals de reis door de binnenwereld, de dood, het leven, alchemistische transformatie, en een terugkeer naar een hogere levensvorm rijkelijk aan bod, en dat is de moeite waard om te ontleden terwijl de bladeren verdorren en de lucht koeler wordt.
De volledige clip kan hier gezien worden:
Evenals de reis van de held, begint het stuk waarin de jonge zangeres zich in een beschermde omgeving bevindt. Zij ligt op bed een boek te lezen en valt in slaap. De wereld om haar heen is in schaduwen gehuld en doet denken aan de grot van Plato. Deze schaduwwereld is de wereld van de onverlichten. Zij belandt in een droom, en in deze droom doet zij de deur naar de buitenwereld open. De droom is het begin van een ontwaking. Zij is in een geelwitte nachtjapon gekleed (albedo - ongetransformeerd). Vanuit de nevel komt een gesluierde figuur naar voren, getooid in een donkerblauw gewaad met versierd hoofddoek. Haar gezicht is afgedekt en niet herkenbaar. Zij is de psychopompos die onze jonge reizigster naar het dodenrijk gaat leiden opdat zij zich kan transformeren. De psychopompos schrijdt door de verlaten straten, maar is verlicht met honderden theelichtjes en onze protagoniste loopt achter haar aan. Al lopend toont onze heldin eerbied aan de overledenen en pakt vervolgens een gele anjer die zij ziet liggen en neemt deze mee. Een gele anjer wordt traditioneel gebruikt als een teken van afwijzing, maar volgens de alchemistische leer vertegenwoordigt geel, oftewel citrinitas een belangrijk onderdeel van het alchemistisch proces, tezamen met de albedo (wit), nigredo (zwart), en rubedo (rood). Citrinitas staat voor het ochtendgloren van de zon in de mens. Het ware licht gaat nu haar ziel illumineren. Het bleke maanlicht dat tot nu toe haar leven heeft verlicht is niet meer nodig. Met “afwijzing” zoals voorgesteld door de anjer, zien we hoe onze heldin de psychopompos probeert aan te raken, maar deze loopt onverpoosd door. Het lijkt alsof zij wordt afgewezen, maar dat is een opzet om haar verder in het onbewuste te leiden. Zij is nog niet rijp om de zielegids aan te raken.
Vervolgens komen zij in het dodenrijk terecht. Een mistige, blauwe schemerwereld overheerst het tafereel en onze heldin heeft haar witte japon voor een zwarte flamencojurk (nigredo) verruild. Haar gezicht is geschminkt als een hoofdschedel en ze draagt zwarte handschoenen om de ontvleesde handen van een geraamte voor te stellen. Allebei dames lopen alsof in rouw gedompeld en de gids leidt onze heldin naar een kaptafel. De gids kijkt in de spiegel, en de heldin raakt haar nu lichtjes aan met haar geraamtehanden. De gids gaat opzij en nu ziet onze heldin zich in de spiegel. Zij raakt lichtjes haar doodshoofd en lichaam aan en wordt geconfronteerd met haar eigen sterfelijkheid. Daarna leidt de gids haar weer terug door de nevel naar de verlaten straat en er is nu beweging.
Terug in de straat zien we hoe de schaduw rond onze heldin verdwijnt en ze opeens verlicht wordt als symbool van haar ontluikende bewustzijn. Ze is ook nog verkleed in de zwarte jurk, maar lijkt nu iets fleuriger, alsof het leven in haar terug begint te keren. De oude bekende straten zijn niet meer verlaten zoals in het begin, maar er zijn nu allemaal "overledenen" die deze straten bewandelen. Ze ziet hoe de omfloerste dorpsvrouwen rouwig naar de afbeeldingen van hun overledenen kijken. De rouwige mensen lijken nu vrolijker en draaien en dansen door elkaar heen, en we zien kort hoe een man met een gigantisch masker door de straten zwiert (inflatie). Ze is zich bewust van al degenen die voor haar geleefd hadden en ooit door deze straten doolden, en ze lijkt even te genieten van deze sfeer. Ze en danst en draait even met ze mee, alsof ze deelgenoot is van hetzelfde lot. Dit zijn allemaal persona’s die tot leven komen, symbolisch voor de archetypen en krachten die binnen haarzelf nu tot leven komen.
De psychopompos laat zich niet afleiden en schuifelt aldoor naar een licht aan het einde van de straat. Onze heldin, nog steeds met geraamtehanden, probeert haar weer aan te raken, maar dat lukt haar niet en ze blijft haar achtervolgen.
Het stuk eindigt waar de heldin de psychopompos volgt door een poort tot aan een open doodskist. Op een helder zijdewitte kussen (albedo - getransformeerd) ligt een rode roos (rubedo) en de heldin overhandigt deze aan haar psychopompos. Interessant is hoe de heldin de roos overhandigt aan haar gids en niet andersom, hetgeen zou kunnen aanwijzen dat in de geesteswereld je juist het veelvuldige ontvangt zodra je weggeeft, soortgelijk als in Lucas 6:38 staat geschreven (Geef en aan u zal gegeven worden). Daarna lijken de heldin en de psychopompos met elkaar samen te smelten. De heldin wordt weer even een schaduw en valt weg uit beeld. De psychopompos draait zich om en haar gezicht is nu herkenbaar. Het is onze heldin. Zij is de psychopompos geworden. Na de vierde en het laatste alchemistisch proces – rubedo – is zij nu getransformeerd, en doet denken aan de woorden van Jung dat individuatie betekent om diegene te worden die je altijd al geweest was. Het ego en het zelf zijn verenigd, en hiermee is het proces voltrokken. Kierkegaard zou hier hebben kunnen zeggen dat zij een Ridder van het Geloof is geworden, daar ze tegelijk in de levende wereld als in de geesteswereld leeft.
Ofschoon wij mogen nagenieten van een paar zonnige dagen, is de winter toch onherroepelijk met zijn intocht begonnen. De lange nachten zijn ideaal om te reflecteren op de levenswandel en de krachten binnen onszelf te herontdekken. Wij hebben onze eigen psychopompos, namelijk Koning Winter, en zodra wij ons tot deze koning wenden, kunnen wij op soortgelijke wijze de weg naar ons eigen zelf vinden.