De wereld waarin wij vandaag leven kenmerkt zich door vreemde, paradoxale ontwikkelingen: Nog nooit hebben mensen het collectief beter gehad dan vandaag, maar toch lijken mensen er niet gelukkiger op te worden. Communicatiemiddelen maken het mogelijk om gratis en voor niets te communiceren met vrienden en familie op andere continenten, maar wij praten nauwelijks nog met de buren. De inhoud van menselijke gesprekken worden oppervlakkiger, maar de meest beroemde literaire klassiekers kunnen gratis gedownload worden. Via YouTube kunnen we de mooiste muziekstukken ooit gecomponeerd beluisteren maar de hedendaagse muziek trekt de meeste aandacht…en waar gaat de hedendaagse muziek over? Geen Ode aan de Vreugde meer, geen Ridderlijke Rustiek, geen Toverfluit, maar hetzelfde refrein keer op keer, dezelfde ritme en dezelfde metra. En hoe explicieter hoe beter. Leve de zinnelijkheid!
Ondanks het feit dat wij in een tijd leven waarin de opstap naar kennis, wijsheid en esthetica nooit zo laagdrempelig was, is er een nieuwe schaduw bezig om zich te ontspinnen in de collectieve geest van de volkeren.
Volgens een artikel uit De Gelderlander van 18 augustus jl. valt er een zorgwekkende stijging van het aantal zelfdoden onder jongeren te bespeuren. Dit wordt beschouwd als reactie op de coronacrisis, maar daar blijft het niet bij. In de Verenigde Staten wordt eenzelfde tendens waargenomen van een dramatische stijging in het aantal zelfdoden onder jongeren. De Journal of Adolescent Health heeft hier in 2019 gewag van gemaakt, nog voor de coronacrisis.
Een voorname reden die ervoor aangevoerd wordt is het verlies aan zingeving. Anderen menen dat het isolement vanwege de smartphone generatie een reden is voor gevoelens van eenzaamheid onder mensen. Nog anderen menen dat een ongezonde slaappatroon of eetpatroon hier een bijdrage aan leveren. Verslavingsverschijnselen (vooral met gamen) passeren eveneens de revue. Uiteraard is er een korrel van waarheid in al deze bevindingen, waardoor het lastig wordt een enkele universele verklaring te bieden. Wat wel echter vaststaat is dat er sprake is van een verstoord evenwicht in de psyché van de moderne volkeren. Er is iets wezenlijks verloren gegaan dat bewaard had moeten blijven.
Zelfs zo vroeg als de jaren ’30 van verleden eeuw ontwaarde de Spaanse wijsgeer José Ortega y Gasset een soortgelijke verschuiving in de maatschappij die hij onder de noemer “hyperdemocratie” samenvatte. Hiermee wilde hij aangeven dat de moderne mens niet meer wil debatteren, niet streven naar kennis, of deskundigheid overlaten aan de deskundigen, maar voelt zich genoodzaakt de eigen ongeïnformeerde wil bij anderen op te leggen. De moderne mens wil regeren zonder over de capaciteiten te beschikken om te kunnen regeren. De moderne mens is rijk aan ideeën, maar arm aan ideologie.
De historicus Carroll Quigley constateerde in de jaren ‘60 een soortgelijk verschijnsel aan de Katholieke Georgetown Universiteit dat deze school, in een naarstige poging de loef met Harvard en Princeton af te steken, haar eigen oorsprong had verloochend met als gevolg een studentencorps dat even naarstig op zoek is naar een vorm van zingeving dat lijkt op een uitdrukking van het primitieve Christendom, terwijl de zingeving in dit geloof al eeuwen geleden grondig uitgewerkt werd en nu heruitgevonden moet worden als iets nieuws.
Quigley wijst op een belangrijk fenomeen dat evenwel betrekking heeft op onze tijd: Zodra organisaties, scholen, culturen, volkeren of beschavingen aan hun levenseinde komen, is dit dikwijls een gevolg van suïcide. Meer precies, een zelfmoord uit zelfbedrog. De veronderstelling is dat de ander het beter doet, en daar moet koste wat kost wat aan gedaan worden. De oude Grieken beschouwden in dit verband één voorname zonde, namelijk hybris, oftewel hoogmoed. Al doende wordt de eigen authentieke natuur naar de schaduw gerelegeerd en verruild voor het masker van een ijdele suprematie, niet wetende dat de eigen natuur de belangrijkste drijfveren zijn om de mens tot heelheid te kunnen brengen. Uiteindelijk is het opzetten van het glanzende masker geen gezicht van een verheven geest, maar een rookgordijn voor een verholen wanhoop. Denk maar aan de woorden van CS Lewis in zijn betoog Men Without Chests: “In een angstwekkende eenvoud verwijderen wij het orgaan maar eisen wij de functie ervan. Wij maken mensen zonder borst [edelmoed] maar verwachten van hen deugd en durf. Wij lachen om eer maar verbazen ons om de verraders in onze gelederen. Wij castreren de hengsten en wensen de ruinen een vruchtbaar leven toe.”
Daarmee wordt de zingeving uitgehold en de schone schijn van het goede leven als hoogste deugd opgeworpen. Het masker wordt gezien als de reine waarheid van het goede leven van de ander. Dit geeft weer aanleiding tot afgunst - inclusief militante afgunst - die in onze tijd belichaamd wordt door marxistische drukgroepen en subversieve organisaties die voortdurend op zoek gaan naar een gastheer van vermeend onrecht om dit als een list te gebruiken om geweld, chaos en anarchie te zaaien. En met ieder gewelddadig protest, te midden van de standbeelden en graffitimuren ter ere van de gevallen zondebok gaat er een stukje van de collectieve ziel verloren en is het resultaat geen catharsis, geen opluchting, geen bindend symbool, maar een gapend nihilisme en een pijnlijk gevoel van een misplaatste rechtspleging. Hoewel het onrecht lijkt te zijn verholpen in de maatschappij, is het innerlijke gevoel van onrecht nog niet aangesproken. Vandaar dat er opnieuw gezocht wordt naar onrecht om hopelijk deze keer het gevoel binnenin te stillen, met hetzelfde trieste resultaat.
Zoals Jung gewaarschuwd heeft, als iemand zijn vermogen om perfect te zijn te boven gaat, de schaduw afdaalt naar de hel en de duivel wordt. Of in gewone taal: Hoogmoed komt voor een val.
Kortom, het verlies aan psychische heelheid, het verstoorde balans in de geest beginnen nu serieuze maatschappelijke gevolgen aan te nemen. Er is een schrijnende afwezigheid van integratie in de psyché. Deze lijkt hoofdzakelijk te zijn veroorzaakt door de ontstentenis van een gezonde religieuze vorming en een overmatige nadruk op materieel bezit. De moderne mens heeft de mythologie verworpen, en nu verwerpt de mythologie de mens.
Vandaar het pleidooi dat de mens opnieuw de mythes dient te ontdekken. Wij moeten als kinderen opnieuw leren lopen op dit terrein. In onze geest zijn wij ridders, tovenaars, heksen, feeën, engelen, duivels, goden, slaven, dokters, patiënten, wijzen en dwazen, maar wij hebben een muur opgeworpen tussen onszelf en hen. Wij dienen ons weer open te stellen naar deze wereld. Wij beschouwen deze wereld echter als kinderlijk en belachelijk, niet wetende dat deze mythische figuren ons belachelijk vinden om als zombies aan onze mobieltjes te hangen en dan te dromen van pracht en praal. In werkelijkheid is een gelukkig mens iemand die allebei deze werelden weet te integreren. Vanuit deze mythische wereld ontvangen wij inzichten die ons tot een hoger plan kunnen tillen in zowel de spirituele als materiële wereld. Als voorbeeld had de Zuid-Afrikaanse topondernemer en miljardair Anton Rupert als lijfspreuk: “Als je geen dromer bent, dan ben je ook geen realist”.
De jungiaan John Weir Perry komt met een goed voorstel om weer contact te leggen met deze wereld. Hij heeft in zijn praktijk een ‘sacred circle’ oftewel een gewijde ruimte aangebracht. Het is een gedeelte in de praktijk dat denkbeeldig is afgezonderd met bijvoorbeeld een touw op de grond, een aantal kaarsen of enig voorwerp dat een begrenzing aangeeft. Aan zijn cliënt is nu de opdracht om deze ruimte te beschouwen als een gewijde ruimte. De wereld van de logica en ratio gelden niet binnen de cirkel. Daarbinnen is de instructie dat de cliënt zich volledig in diens mythische hoedanigheid kan uitleven. Net als een chemische reactie zich beter voltrekt in een afgesloten kolf, vindt een alchemistische reactie meer geconcentreerd plaats in de psyché van de cliënt wanneer deze cirkel hem/haar dwingt op de mythische inhouden te focussen zodat deze zich efficiënter in het bewuste kunnen percoleren.
Overigens is het in traditionele culturen niet vreemd dat er regelmatig contact gezocht wordt met de niet-alledaagse wereld, vergelijkbaar met iemand die zich regelmatig naar de sportschool begeeft om de lichamelijke conditie op peil te houden. Op soortgelijke wijze zou de geestelijke conditie op peil gehouden moeten worden door de dagelijkse werkelijkheid te transcenderen en contact te zoeken met de wereld van de mythologie. Het komt weleens voor in traditionele culturen dat fysieke ziekteverschijnselen kunnen voorkomen zoals hoofdpijn, huiduitslag, en andere zodra er te weinig contact gezocht wordt met het transcendentale. Zodra er contact gelegd is met de niet-alledaagse wereld, verdwijnen deze ziekteverschijnselen. In deze culturen ziet men het belang van contact leggen beter in dan veel westerse volkeren. Dit is een voorbeeld van een levenskunst die wij verleerd zijn.
Op deze speelse wijze naar het voorbeeld van Perry kan weer contact gezocht worden met de geestelijke inhoud en de cliënt diens energie op peil brengen door dit onderscheid te maken tussen de wereld binnen de
cirkel en de wereld erbuiten. Dat lijkt in ieder geval de moeite waard om in de praktijk aan te brengen van de moderne, zingevende therapeut. De jeugd verkeert in dringende psychische nood, en hiermee kunnen we wellicht een steentje bijdragen aan een gezondere, stabielere geest.
Kortom, het geheim is om mensen opnieuw te leren te spelen in de tuin van de goden.