Het verhaal van Big Mike, zoals verteld door John Moriarty.
Hier volgt een synopsis van het verhaal van John Moriarty over Big Mike. Het oorspronkelijke verhaal kan hier beluisterd worden.
Er bevindt zich een klein, guur eilandje aan de westkust van Ierland, en daarop woont een klein, gesloten vissersgemeenschap. Tweemaal per week komt er een schip langs om de inwoners van levensmiddelen te voorzien. Deze keer is er een opvarende op het schip die precies lijkt op Mike. De ouderen herkennen de jongeman Mike die veertig jaar van tevoren het eiland had verlaten, en men denkt dat de kleinzoon nu is wedergekeerd. Eerst is iedereen te verlegen en terughoudend om zich rond Mike te verzamelen, en blijven het bij geruchten dat hij de opgeschoten kleinzoon is, maar in het verlaten huis waar Mike gewoond had rookt de schoorsteen opnieuw, en nu is duidelijk dat het toch dezelfde Mike is die thuis is gekomen.
Op een bepaald moment schraapt de vroedvrouw die hem destijds ter wereld gebracht had de moed bij elkaar om bij hem op bezoek te gaan, en zij vermeldt dat het inderdaad Mike is die teruggekeerd is…alleen is hij niet echt thuis. Zijn gedachten liggen nog in vreemde oorden. Geestelijk is hij nog niet geland in zijn geboortedorp. Vervolgens hebben de dorpsgenoten voor de kerkdienst allerlei heerlijke broden gebakken en maaltijden voorbereid om hem te doen herinneren dat hij weer thuis is, maar hij gaat niet naar de kerk. Voor de dorpelingen is dat vreemd om niet naar de kerk te gaan, aangezien voor hen Jezus de grote stuurman is die de dorpsgenoten de eeuwigheid in zal sturen, en het is raar dat hij niet van de partij wil zijn. Wanneer hij echter wel naar beneden komt naar de dorpsactiviteiten kan men wel duidelijk aan zijn gezicht aflezen dat hij een moeilijke tijd achter de rug heeft.
Toch begint Mike zich langzamerhand te vermurwen en naar de kerk te gaan, en wordt er verondersteld dat hij allengs begint te wennen aan het oude dorp. Enkele weken gaan voorbij en een visserman in het dorp zoekt iemand om de roeispaan van zijn schuit te bedienen en de keuze is op de kranige Mike gevallen, en hij stemt toe. De dorpelingen zijn verheugd nu het ernaar uit ziet dat Mike bezig is om echt thuis te komen.
Als de boten klaar gemaakt zijn om de branding op te gaan komen de mannen naar beneden lopen. De vrouwen die zich bezighouden met huishoudelijke activiteiten kennen de inwoners aan hun voetstappen, en ze hoeven niet hun ogen van hun werkzaamheden af te wenden om te weten wie er passeert. Toch kijkt iedereen op als Mike passeert. Er is iets in zijn voetstappen dat opvalt, en ze wensen hem een aangename tijd op zee toe. Ze zien de achttien schuiten de golven opgaan met Mike op één van hen, en als hij terugkeert naar het dorp kijken zij hem na om te zien hoe het met zijn aanpassing in het dorpsleven gaat. Toch kunnen zij aan zijn gezicht zien dat Mike een moeilijke tijd achter de rug heeft, alleen houdt hij dat voor zichzelf en geeft niets af op de anderen.
Een jaar of twee gaan voorbij en de vroedvrouw van het dorp ligt op sterven. Als de dominee bij haar weggaat vraagt zij naar Mike om bij haar te staan in haar laatste uur. Net zoals zij Mike als baby bemoederend de wereld in geholpen had, is nu aan Mike de taak haar bemoederend de wereld uit te vergezellen. In de eerste paar dagen komt haar zieltogen bij iedereen hard aan, maar in de gezelschap van Mike begint zij steeds meer haar lot vreedzaam te accepteren, totdat zij klaar is de grote oversteek naar het onbekende te maken.
In de daaropvolgende paar maanden begint het de dorpsbewoners steeds meer op te vallen dat Mike een getormenteerde geest heeft, en de geruchten gaan weer door het dorp over de moeilijke tijd die hij heeft gehad. Toch was er iets vredigs aan zijn manier van lopen. Uit het geluid van zijn voetstappen weergalmt een vreemde rust die een bezwijmende werking op de inwoners heeft, en men spreekt hier van een magische eigenschap in zijn passen alsof hij een heilige is. Toch is hij geen heilige, maar zo komt het wel over, en men begint zijn voetstappen te missen als hij niet voorbijkomt.
Na een paar maanden van uitgaan op zee met de mannen zegt Mike dat hij nu gaat stoppen met vissen. Gelukkig komt dat niet hard aan bij de vissermannen, daar de zoon van een visser nu volwassen genoeg is om zelf de roeispanen te bedienen, en Mike trekt zich terug in zijn oude woning.
Het duurt niet lang of de dorpsbewoners ontwaren een geschaaf en gehamer te zijnen huize. Het vermoeden is dat hij een vissersboot aan het maken is, en hun intuïtie blijkt aardig te kloppen. Hij is een oude, verlaten schuit aan het opknappen. Deze schuit is jaren geleden gemaakt maar nooit op zee geweest. Toen het vaartuig destijds net afgebouwd was toetste de botenbouwer het boeghout door met zijn hamer erop te tikken, en het hout spleet doormidden van boeg tot achtersteven. Voor de bijgelovige vissermannen is dat een veeg teken: deze boot brengt ongeluk, ook na het repareren van het boeghout. De schuit werd vervolgens verwaarloosd tegen de gevel achtergelaten. De dorpsbewoners proberen Mike te waarschuwen dat deze boot ongeluk brengt en dat hij ervan afziet deze te water te laten. Mike laat zich niet van streek brengen en bouwt verder aan zijn schuit en laat deze vervolgens naar het strand brengen.
Op een bepaald moment begint Mike zonder gezelschap de zee te trotseren. Met zijn visnet in hand en in de holst van de nacht gaat hij met zijn gerepareerde boot alleen de verraderlijke oceaan op. Onder de vissermannen geldt er een hoofdregel dat men nooit alleen de branding op gaat. Een windhoos kan je einde betekenen en de inwoners kijken met stille angst toe hoe hij het noodlot tart met deze onbegrijpelijke actie. Het gevoel bekruipt dat hij niet alleen namens zichzelf de oceaan uitdaagt, maar namens de hele dorpsgemeenschap. Toch komt hij iedere ochtend terug tezamen met de andere visserslui die wel samen in zee zijn gegaan om elkaar in de gaten te houden. Voor een paar doorwaakte avonden slaakt men een zucht van verlichting zodra Mike bij de dageraad veilig de kust bereikt. Ze spreken hem toe en aan zijn reactie is te zien dat hij niet gek is. Hij geeft duidelijk aan dat hij begrijpt waarmee hij bezig is.
Mike begint langzamerhand de dorpsgenoten naar zijn hand te zetten. Hij heeft een manier om bewondering op te roepen en men begint hem als een heilige te zien.
Een paar jaar gaat voorbij en Mike komt terug van zee met een onbeschadigd visnet dat hij aan de muur van zijn huis ophangt. Hij heeft er kennelijk niet mee gevist, en men vermoedt dat hij nu gaat stoppen met deze rare gewoonte. Dat is echter een valse geruststelling, aangezien hij de volgende avond weer gesignaleerd wordt op het strand maar dit keer zonder net. Hij vaart nu uit zonder net en handelt opnieuw onbegrijpelijk. Alweer zit het dorp ’s nachts op om Mike in te wachten en bij ochtendschemering komt hij iedere keer weer aan land. In de schuit is niet alleen geen visnet maar ook geen vis te bekennen. Het ziet ernaar uit dat Mike de oceaan opnieuw uitdaagt. In zijn aanwezigheid merken de dorpsgenoten echter een gevoel dat zij met een heilige te maken hebben. Zijn voetstappen hebben een rustgevend geluid en zijn uitstraling heeft een geruststellende werking.
Een paar avonden later is er een zeer donkere nacht aangebroken en de wereld is bedekt in een deken van duisternis. Zelfs de blinde vrouw van het dorp die sinds haar tiende levensjaar het gezichtzintuig moet ontberen kan de duisternis aanvoelen. Toch moeten de mannen de zee op om het dorp van voedsel te voorzien. De visserslui die op zee varen moeten nu zo veel mogelijk de eilanden en rotswanden vermijden uit angst er niet tegen te pletter te slaan. Te midden van de duisternis, de inktzwarte zee en de deiningen schampt een visserman een voorliggende schuit. Hij vermoedt dat het om de boot van Mike gaat en roept naar hem uit. Een stem vanuit de duisternis roept terug. Het is inderdaad de stem van Mike. De visserman vraagt Mike hoe het met het vissen gaat, en Mike antwoord terug: “Het vissen bevalt me goed…het vissen bevalt me zeer goed…het vissen bevalt me uitstekend!”
Bij dageraad de volgende ochtend komen de mannen weer terug aan land en ze zien de schuit van Mike. Hij is al aan land. De visserman die hem op zee aantikte loopt naar de schuit en ziet dat er niets in de schuit ligt waaruit blijkt dat hij is wezen vissen. Geen vis, geen visnet, niet eens een schub te bekennen op het dek. De visserman staat perplex en begrijpt niets van het optreden van Mike. Enkele dagen gaan voorbij en de mannen besluiten Mike op te zoeken om hem te vragen waarmee hij bezig is, aangezien het er niet naar uitziet dat hij aan het vissen is. Mike zit ontspannen naast het haardvuur en reageert opgelucht nu de vraag eindelijk is gesteld, en hij zegt graag de vraag te willen beantwoorden.
Mike vertelt dat hij vanaf zijn veertiende het dorp heeft verlaten en was sindsdien werkzaam op de stoomschepen rond de Engelse kust. Daarna was hij de grote oceaan opgegaan en bezocht vreemde oorden, van de Roaring Fourties, diverse landengtes en zelfs landinwaarts begon hij op zijn ontdekkingsreis. Hij beklom de Himalayagebergte en bezocht de tempels in Nepal en de ashrams in India. Hij kreeg les van de geestelijken, en van ‘s werelds religiën wilde hij alles weten. Hij vertelt over zijn onverzadigbare dorst naar kennis en inzicht, maar ondanks al zijn zwerftochten kon hij niet de antwoorden vinden waarnaar hij op zoek was.
Jaren gingen voorbij en hij kwam in de Australische Outback terecht. Daar sprak hij een medicijnenman, en deze adviseerde hem terug te keren naar zijn geboortestreek. Hier, ver van huis zal hij niet datgene vinden waarnaar hij op zoek is. Hij moet zich opnieuw vergewissen met zijn eigen mensen, zijn heilige schiften, en zich realiseren dat deze mensen een parabel zijn voor een diepere levensles.
Bij Mike begint zich een gevoel op te doemen dat hij zelf een parabel is van een Bijbels verhaal. Hij vertelt dat in al zijn omzwervingen, zijn varen door zijn leven en de wereld heeft hij het visnet van zijn rede over de rechterkant uitgeworpen en het visnet van zijn hart over de linkerboeg, maar nooit kwam de verlossende gedachte of passie in het net terecht. Vandaar heeft hij besloten zijn net thuis te laten en om vervolgens zonder net de branding op te gaan.
Dat is het goede nieuws dat Mike aan iedereen brengt: zodra je het net van de rede en het net van de passie achterlaat en de duisternis trotseert, dan bevalt het vissen goed…dan bevalt het vissen zeer goed…dan bevalt het vissen uitstekend! Door niet te vissen is wanneer het vissen werkelijk bevalt.
En dat is het goede nieuws voor christenen, voor boeddhisten, voor iedereen, zelfs de verste constellaties van het universum. Soortgelijk aan de duisternis in de katholieke kerk wanneer de vijftien kaarsen uitgedoofd worden voor Goede Vrijdag, en de angstwekkende kreet “Mijn God! Mijn God! Waarom heeft U mij verlaten?” door de duistere kerk galmt, ontstaat het – als men er op wacht – een verlichte stem soortgelijk aan Mike: “Het vissen bevalt me goed…het vissen bevalt me zeer goed…het vissen bevalt me uitstekend!”.
Als men lang genoeg gewacht zou hebben bij de kruisiging van Jezus zou ongetwijfeld de laatste woorden eveneens niet de pijnlijke hartstocht van verlatenheid zijn geweest, maar juist deze stem van verlichting. Te midden van de droefenis, de duisternis, de peilloze eenzaamheid, dient zich het Zelf aan, en brengt een nieuw realiteitsbesef met zich mee waarin het mensdom met de getormenteerde Mike kan meepraten: “Het vissen bevalt ons goed…het vissen bevalt ons zeer goed…het vissen bevalt ons uitstekend!”